Op jaarbasis bedragen de rentelasten over deze schuld $737 miljard. Daarmee zijn de Verenigde Staten jaarlijks bijna net zo veel kwijt aan de kosten voor het lenen van geld als aan het onderhouden van hun militaire macht.
Sinds het einde van de jaren 80 van de vorige eeuw is de Amerikaanse staatsschuld een regelmatig terugkerende bron van zorg. Na de kosten verslindende Tweede Wereldoorlog kampten de Verenigde Staten met een enorme schuldenlast. Na de oorlog groeide de economie echter gestaag. Hoewel de schulden opliepen, groeide de economie harder. De hoge inflatie van de jaren 60 en 70 hielp een handje. Begin jaren ’80 was de schuld uitgedrukt als percentage van het BNP slechts 30 procent.
Oplopende schuld
In de jaren 80 veranderde dat. De schuldtoename begon de economische groei te overtreffen. Bovendien liep de inflatie als gevolg van het zeer krappe monetaire beleid van de Fed onder de toenmalige voorzitter Paul Volcker hard terug. De schuldratio begon indrukwekkende vormen aan te nemen. Begin jaren 90 was deze al 50% van het BNP. Het leidde tot de introductie van de National Debt Clock in 1989. Sindsdien wordt de schuld in real time bijgehouden.
Het volk is voor
Na de Kredietcrisis werd dat echter anders. Inmiddels is de uitstaande schuld alleen al in de afgelopen tien jaar, onder de presidenten Obama, Trump en Biden, met meer dan een derde opgelopen. De grootschalige steunprogramma’s na de kredietcrisis en tijdens de pandemie zijn daar grotendeels debet aan.
Het kon allemaal omdat de rente bleef dalen. De rente op tienjaars Amerikaanse staatsleningen bereikte in het voorjaar van 2020 een dieptepunt van 0,50%. Deze was begin jaren 80 nog ruim 15%. Grote kopers – Amerikaanse sociale zekerheidsfondsen, beleggers en de centrale banken van China en Japan en uiteraard de Verenigde Staten zelf – bleven in de staatsleningen geïnteresseerd. De dollar als wereldhandelsmunt deed de rest.
In werkelijkheid komt dat er echter niet van. Politici worden immers niet gekozen wanneer ze grote bezuinigingen voorstellen. Meer uitgaven voor leuke dingen waar de mensen op korte termijn baat bij hebben zijn populairder. Een structureel oplopende staatsschuld lijkt inherent aan ons democratische systeem.
De hele westerse wereld kent dit probleem. Door de lage rente is het lang goed gegaan, maar het begint nu aan alle kanten te kraken. Centrale banken moeten hard op de rem trappen om de hoge inflatie te bestrijden. Daarmee worden de schulden wel een probleem. De gemiddelde looptijd van de Amerikaanse staatsleningen is vijf jaar. De renteverhogingen vinden heel geleidelijk hun weg in de economie. Iedere keer wanneer er leningen met een lage rente afgelost moeten worden en vervangen door leningen met een hogere coupon, neemt de rentelast toe. Daarom hebben de renteverhogingen van de Fed ook zo’n time lag.
Als niemand meer wil kopen
Op korte termijn speelt er echter wat anders. Alle grote beleggers in staatsleningen hebben zo hun redenen om niet langer te blijven kopen. Buitenlandse centrale banken zijn netto verkoper van Amerikaanse staatsleningen geworden om hun eigen valuta tegen de steeds sterker wordende dollar te beschermen. Amerikaanse beleggers zien de waarde van hun obligaties afnemen bij de stijgende rente. De fondsen voor sociale zekerheid moeten vanwege de vergrijzing steeds meer uitkeren en dus posities verkopen. En de Fed is ongekend aan het verkrappen en dus netto geen koper meer van Amerikaanse staatsleningen.
Uiteindelijk resteert er slechts één oplossing. De Fed zal vroeg of laat, inflatie of niet, weer moeten overgaan tot het opkopen van staatsleningen. Monetaire financiering dus, eenvoudig omdat niemand anders het meer doet. Hopelijk heeft de Fed de inflatie enigszins onder controle voordat het zover moet komen. Anders zal men die alleen maar verder omhoog jagen.